Innovatie en economie: hoofdrol weggelegd voor bedrijven
Hoe innovatief zijn Nederlandse bedrijven? En hoe draagt innovatie bij aan de Nederlandse economie? Prof. dr. Henk Volberda, hoogleraar strategie en innovatie aan de Amsterdam Business School van de Universiteit van Amsterdam, is onder andere betrokken bij de Nederlandse Innovatie Monitor en de mondiale concurrentie-index van het World Economic Forum en ziet veel positieve ontwikkelingen. Het huidige kabinet reserveert veel geld voor innovatie. ‘Maar uiteindelijk moeten bedrijven het zelf doen’, aldus Volberda.
Innovatie vereist vaak grote investeringen waar bedrijven niet op zitten te wachten. Bedrijven zijn vaak gericht op winst voor de korte termijn, terwijl innovatie meestal niet meteen leidt tot economische groei. Volgens Volberda missen bedrijven zo mogelijkheden om de productiviteit te verhogen, efficiency te verbeteren en uiteindelijk dus ook om te zorgen dat je als bedrijf winstgevend blijft ‘Innovatie heeft effect op de economische groei, alleen kan het 10 tot 15 jaar duren voordat een fundamentele innovatie leidt tot een succesvolle procesverbetering, dienst of product. Daarom is het van belang om nu te investeren in innovatie’, vertelt Volberda. Dan plukken we hopelijk in 2035 de vruchten ervan.
Inzetten op de lange termijn
Het loont dus om te investeren in innovaties. Volberda ziet hierin een tweedeling bij bedrijven. Sommige bedrijven denken na over de lange termijn, investeren bijvoorbeeld in research and development en in talentontwikkeling van personeel en hebben vaak een maatschappelijke doelstelling. Dit zijn meestal koplopers op het gebied van innovatie. Andere bedrijven zijn juist terughoudend in het maken van hoge kosten als het om hun personeel gaat en besteden geen aandacht aan bijvoorbeeld duurzaamheid. Bedrijven die openstaan voor nieuwe technologieën en die een visie voor de lange termijn hebben, zijn de bedrijven die niet bang zijn om geld te investeren in hun toekomst.
Rol van de overheid
Met het Nationaal Groeifonds investeert het huidige kabinet 20 miljard euro in projecten die zorgen voor economische groei voor de lange termijn. Volberda is blij met het Groeifonds, vooral omdat het fonds investeert in innovaties die niet voor de hand liggen en vaak te onzeker zijn voor investeerders. Dat is volgens hem belangrijk, omdat het laat zien dat de overheid nadenkt over hoe we onze boterham gaan verdienen in 2035. ‘Als je wil domineren in innovatieontwikkeling, moet je daar nu in investeren’, stelt hij.
Kansen om te investeren
De laatste jaren ziet Volberda dat er in Nederland veel aandacht is voor bijvoorbeeld e-commerce en cloud computing. Bij de meeste bedrijven zijn dit vaste onderdelen. Maar op het gebied van kunstmatige intelligentie en robotisering lopen we nog sterk achter. Juist daar liggen volgens hem grote kansen. Kunstmatige intelligentie en robotisering kunnen namelijk een uitkomst bieden voor vacatures die nu onvervuld blijven. Op basis van het World Economic Forum onderzoek “The Future of Jobs” verwacht hij dan ook dat het gebruik van deze technologieën alleen maar zal toenemen en dat al in 2025 zo’n 47% van alle activiteiten uitgevoerd zal worden door een robot, algoritme of automatisering. Een uitdaging, maar door de coronacrisis zijn veel bedrijven er al wel mee aan de slag gegaan.
Innovatiesucces boeken
Volberda noemt automatisering een technologische innovatie. Volgens hem moeten we ook het effect van sociale innovatie niet onderschatten. Een groot deel van innovatiesucces is namelijk afhankelijk van de leiderschapsstijl, de manier van organiseren en het inrichten van de arbeid bij een bedrijf. Een inventie zoals een softwaresysteem hoeft niet noodzakelijk te leiden tot innovatie. ‘Een inventie moet worden opgepakt binnen de onderneming; mensen moeten het omarmen. Op deze manier halen we pas echt winst uit technologische innovaties’.
Van onderop beginnen
‘Een innovatief bedrijf presteert beter en geeft medewerkers meer plezier in hun werk’, vervolgt Volberda. Hij voegt daaraan toe dat innovaties vaak van onder ontstaan. Medewerkers hebben interacties met klanten en leveranciers, en komen zo op ideeën. Daarom is het cruciaal is dat er ‘lummeltijd’ is volgens Volberda: tijd waarin je, naast je bestaande activiteiten, kan nadenken over hoe je dingen anders kunt doen.
Is het Groeifonds genoeg? En hoe gaat de toekomst eruitzien als we verwachten dat kinderen in groep 3 functies gaan vervullen die nu nog niet bestaan? Het is onmogelijk om dat te voorspellen. Volberda pleit er in ieder geval voor dat bedrijven echt aan de slag gaan met sociale innovatie. Uiteindelijk heeft iedereen daar baat bij. De overheid kan hulpmiddelen en geld bieden. ‘Maar innovatie is uiteindelijk mensenwerk. Je kan nog zo’n mooie technologie verzinnen, maar als mensen er niet mee willen werken, werkt het niet.’