‘Waterstof wordt nu pas economisch interessant’

In heel Europa wordt waterstof onthaald als nieuw groen goud. Dat is niet gek: als je het verbrandt komt er alleen waterdamp vrij en als energiedrager zou het aardgas of benzine kunnen vervangen. Toch wordt het meest voorkomende element in het universum nog niet volop toegepast in Nederland. We vragen waterstofprofessor Ad van Wijk waarom. ‘We moeten een voorbeeld nemen aan Duitsland en Engeland, en afstappen van het idee dat we zelf het wiel moeten uitvinden.’

Ad van Wijk bij een waterstofauto

Nederland heeft grote ambities op het gebied van waterstof. In de Kabinetsvisie Waterstof richt onze overheid zich op het bouwen van meer elektrolysers die (duurzame) elektriciteit in waterstof kunnen omzetten, en de productie van windenergie op zee. Maar als je het aan hoogleraar Future Energy Systems (TU Delft) Ad van Wijk vraagt, zou Nederland ook meer over grenzen moeten kijken. ‘Het idee dat alle duurzame energie in Nederland moet worden opgewekt is ronduit belachelijk. We hebben hier geen goede zon en – op het land – niet zulke goede wind. En we hebben weinig ruimte, we wonen met heel veel mensen op een heel klein stukje aarde.’

Zonnepanelen in de Sahara

Op andere plekken is het veel makkelijker en goedkoper om groene energie op te wekken. In de Sahara, bijvoorbeeld. ‘Het oppervlak van die woestijn alleen is al twee keer groter dan de hele EU. De zon schijnt er meer en feller en het waait er harder. Zonnepanelen kunnen in de Sahara wel twee tot drie keer zoveel energie opwekken. Er wonen veel minder mensen dan in Europa en land is er veel goedkoper, dus het is makkelijker om grootschalig aan de slag te gaan. Bovendien is dat ook goedkoper: hier kost het opwekken van duurzame energie gemiddeld 8 tot 10 cent per kWh, daar tussen de 1 en 3,5.’

In theorie zou het dan ook ideaal zijn om onze energie daar op te wekken. Maar hoe zorg je ervoor dat je die energie in Europa kunt gebruiken op het moment dat jij het wil? Daarvoor is transport en opslag nodig, en daar komt waterstof in het spel. ‘De energie moet je converteren om het te kunnen vervoeren. Je kunt elektriciteit door een kabel laten lopen, maar dat is duur en je verliest er veel energie mee. Je kunt het ook omzetten in waterstof via elektrolyse. Die waterstof kun je relatief goedkoop via een pijplijn transporteren.’

In de Sahara ligt al een grote pijplijninfrastructuur, die nu nog gebruikt wordt voor aardgas. ‘Vanuit Algerije en Libië komt veel aardgas naar Europa. Als je die infrastructuur hergebruikt, kun je goedkoop zon- en windenergie in waterstof over grote afstanden transporteren. Die waterstof kun je vervolgens opslaan in zoutkoepels, grote holten in zoutlagen die ontstaan bij zoutwinning en in Nederland onder andere ook al gebruikt worden voor de opslag van aardgas.’

Economisch interessant

Waterstof wordt vaak als nieuwe en innovatieve optie gezien, maar zó nieuw is het volgens Van Wijk niet. ‘Pijplijnen voor waterstof hebben we al jaren en sinds de jaren zeventig slaan we al waterstof op in zoutkoepels. Elektrolyse is ook al honderd jaren oud. Het zijn geen revolutionair nieuwe technologieën. In de industrie wordt ook al veel waterstof gebruikt.’ Een staalfabriek, schip of raffinaderij kan niet direct overstappen op zonne- of windstroom, daarvoor is de productie niet gelijkmatig en regelbaar. Omzetten naar waterstof en opslag blijkt dan een goed toepasbaar alternatief.   

‘Wat wél nieuw is, is dat waterstof nu in het publieke domein ook gezien wordt als energiedrager waarmee je zon en windenergie over grote afstanden kunt transporteren. En ook nieuw, is dat waterstof wordt toegepast bij woningen of elektrische auto’s.’

Een belangrijke reden dat waterstof – en dan met name duurzame groene waterstof, die wordt gemaakt uit zonne- en windenergie – nu ook bij het grotere publiek een serieuze optie wordt, is de prijsdaling van duurzame energie. ‘Je ziet nu dat je met zon en wind waterstof kunt maken die - op niet al te lange termijn - qua prijs kan concurreren met gas. Nu wordt het economisch pas interessant.’

Waterstofnet en waterstofcellen

Van Wijk bouwde zelf op kleine schaal al een waterstofnet in innovatielab The Green Village in Delft. ‘We bouwden een aardgasnet om waar we een aantal woningen aan hebben verbonden. Daar testen we nu allerlei apparatuur die met waterstof werkt. Maar er wordt bijvoorbeeld ook onderzoek gedaan naar brandstofcellen ter vervanging van batterijen, bijvoorbeeld voor drones die pakketjes kunnen vervoeren. Die waterstofcellen zijn nu nog vrij nieuw en duur, maar de techniek is er en er rijden bijvoorbeeld ook al auto’s mee rond. Nu is het zaak om de productie op te schalen.’

Het blijft bij mooie plannen

Toch investeert de Nederlandse overheid nog maar mondjesmaat in waterstof. ‘In Duitsland gaan ze nu 9 miljard in waterstof investeren. In Frankrijk 7 miljard. Nederland heeft wel een Kabinetsvisie Waterstof, maar wij investeren maar 35 miljoen per jaar. Er zijn allemaal mooie plannen, daar zijn we in Nederland heel goed in. Maar de uitvoering, daarin lopen we niet voorop.’

Niet zelf het wiel uitvinden

Van Wijk is dan ook van mening dat Nederland een voorbeeld zou moeten nemen aan andere Europese landen. ‘In Duitsland bouwt de overheid samen met diverse bedrijven nu een landelijk dekkend netwerk van 400 waterstoftankstations. Nederland zou zich bij dat consortium kunnen aansluiten. En in Leeds bouwen ze het gasnet om naar een waterstofnet. We zouden dat gewoon na kunnen doen. Maar in plaats daarvan proberen we allemaal nieuwe dingen te bedenken. We moeten af van het idee dat we zelf het wiel moeten uitvinden.’