‘We riepen altijd dat de bouwsector niet innovatief was’

‘De afgelopen tien jaar riepen we allemaal dat de bouwsector onze minst innovatieve sector was. Maar in een paar jaar tijd is dat volledig omgeslagen’, ziet Maarten Hajer, hoogleraar Urban Futures aan de Universiteit Utrecht en directeur van de Urban Futures Studio. Hoe kan dat? En hoe brengt de bouwsector die innovatiedrang in de praktijk?

Portretfoto van Maarten Hajer
Beeld: ©Elisabeth Lanz Fotografie

‘Je innoveert het meest via onvermoede contacten. Innovatie ontstaat vooral doordat je iets vindt waar je niet naar op zoek was’, gelooft Hajer. ‘Dat maakte de InnovatieExpo dit jaar een uitdaging. Doordat het online was, deed je precies wat je van tevoren had bedacht. Dat gezegd hebbende, ben ik enórm verrast door de energie in de bouwinnovatie die ik op de Expo zag.’ 

Stikstofcrisis

Die drang van de bouwsector om te innoveren, komt niet uit het niets. Door de stikstofcrisis moet er veel veranderen in de bouw. In het bouwproces wordt via dieselmotoren stikstof uitgestoten door zware bouwmachines als shovels, kranen en vrachtwagens. Stikstof is een voedingsstof voor planten, maar te veel stikstof is slecht voor de natuur. Het zorgt er namelijk voor dat planten die van stikstof houden, zoals grassen, brandnetels en bramen, extra hard groeien en daardoor kwetsbare planten verdringen. Om de natuur in Nederland in stand te houden, moet de stikstofuitstoot flink omlaag. Bouwbedrijven kunnen niet anders dan innoveren. ‘De urgentie van de opgave is volgens mij de oorzaak van de vernieuwing. Als de eerste stappen gezet zijn, wil op een gegeven moment niemand meer achterblijven.’

Conceptueel bouwen

Omdat de stikstofuitstoot in de bouw vooral komt door grote machines op de bouwplaats, valt er veel winst te behalen door de hoeveelheid machines op locatie terug te dringen. Dat kan bijvoorbeeld door conceptueel te bouwen, oftewel gebouwen te prefabriceren. Daarbij worden grote delen van gebouwen in een fabriek al in elkaar gezet en in hun geheel naar de bouwplaats gebracht. ‘Op die manier is het bouwproces heel gecontroleerd en kun je een flink deel van de uitstoot afvangen’, legt Hajer uit.

Circulair bouwen

Toch is conceptueel bouwen niet automatisch duurzaam. Zo werkt een grote groep conceptuele bouwers nog met klassieke (en meer milieubelastende) materialen. Conceptuele bouw moet daarom een circulaire basis krijgen, stelt Hajer. ‘Op dit moment is circulair bouwen nog duurder. Dat kan veranderen als de CO2-emissie van de materialen, maar ook de CO2-besparing door circulair bouwen worden doorgerekend in het gebouw. Want als het hout wat je gebruikt 100 jaar in een gebouw blijft zitten, dan sla je 100 jaar lang CO2 op.’ 

‘De grootste veroorzaker van emissies is de productie van materialen. Door circulair te bouwen zorg je dat die stoffen zo lang mogelijk in omloop blijven. Dat betekent misschien wel dat je naar gestandaardiseerde bouwmaten moet. Als je met elkaar afspreekt dat een balk altijd vijf meter bij vijftien bij acht is, dan kun je die als een soort legosteentje steeds opnieuw gebruiken. En als je ervoor zorgt dat het eerste gebruik van een materiaal zo hoogwaardig mogelijk is, dan kun je het makkelijker hergebruiken voor andere doeleinden. Het is zaak dat de overheid daar nu snel een beleidskader voor maakt, om te voorkomen dat er fouten gemaakt worden. Daarbij is het wel een uitdaging om grote bouwbedrijven ervan te overtuigen vervroegd afscheid te nemen van hun betonfabrieken.’ 
 

City Deal

Eén middel om bouwbedrijven, maar ook gemeenten en andere partijen te overtuigen van het nut en de noodzaak van conceptueel en circulair bouwen, is de City Deal Circulair en Conceptueel Bouwen. Dat veel partijen zich realiseren dat ze maar beter onderdeel kunnen zijn van deze duurzame bouwbeweging, bleek al tijdens de masterclass die Hajer samen met anderen op de InnovatieExpo gaf, waar maar liefst 49 nieuwe partijen zich aansloten bij de City Deal. ‘Er zijn nu meer dan tachtig partners bij aangesloten. Vanuit de Urban Futures Studio doen we al een paar jaar onderzoek naar de City Deal. Het is een heel licht beleidsinstrument dat mensen met elkaar in contact brengt en op die manier innovatie probeert te versnellen. Het stimuleert betrokkenen om elkaar op te zoeken. De volgende stap waarvoor wij vanuit de Urban Futures Studio pleiten, is om een soort leerprogramma op te zetten binnen de City Deal. Zorg ervoor dat betrokkenen van elkaars ervaringen leren en kennis delen én analyseren, om te voorkomen dat bijvoorbeeld in Zwolle dezelfde fouten als in Venlo gemaakt worden.’

Experimenteren in de wijk

Daarbij is het belangrijk om te onthouden dat het stikstofprobleem maar één klein aspect van een veel groter vraagstuk is, dat ook gaat over de druk op de woningmarkt en de bredere klimaatcrisis. ‘Zoals rijksbouwmeester Floris Alkemade ook stelt: het gaat er niet alleen om dat we andere bouwmaterialen gebruiken, we moeten naar andere woonvormen toe. Het gaat niet alleen om circulair of conceptueel. Je moet de innovatieagenda breder zien.’ 

‘Vanuit de Urban Futures Studio pleiten we er daarom voor om op wijkniveau te gaan experimenteren met nieuwe vormen van bouwen. Op die manier kun je niet alleen de bouw van huizen onderzoeken, maar ook de gevolgen daarvan voor onze manier van samenleven. Vanuit de City Deal hebben een aantal gemeenten al toegezegd dat te gaan doen, door bijvoorbeeld een wijk met honderd biobased huizen te bouwen. Vergelijk het met de overgang van de koets naar de auto. De eerste auto’s leken nog erg op koetsen. Pas na een tijdje kregen ontwerpers in de gaten wat er mogelijk was. Als alle verschillende partijen hier op wijkniveau aan samenwerken, denk ik dat andere bouwmaterialen ook zullen leiden tot een ander type woningen en een andere relatie met de omgeving.’